De tefilin (de gebedsriemen).

Dit zijn twee kokertjes van leer - een tefelien sjel rosh en een tefelien sjel yad - waarin met de hand (gedrukt zijn ze niet kosher) op perkament tekststukjes uit de Tora zijn geschreven, waaronder Sjma Yisraeel. Het aanleggen is nogal een kunst en hoort bij de opleiding van een bar-mitsvah jongetje. Ze worden alleen gelegd op gewone dagen bij het ochtendgebed, niet op Shabbath en feestdagen. Ook niet op Yom Kippoer.

 

Traditioneel worden de doosjes aangebracht op de bovenarm (dicht bij het hart, zetel van het gevoel), op het hoofd (zetel van de ziel) en de hand (als aanduiding van kracht). De doosjes worden bevestigd met behulp van de leren riemen. De riem om de bovenarm en de hand wordt zevenmaal om de arm gewikkeld en dan om de hand geslagen. Op deze manier vormt de riem de letter Sjin uit het Hebreeuwse alfabet. Deze verwijst naar het begrip ‘Sjaddai’, de almachtigheid van God. Mensen die rechtshandig zijn dragen de voor de hand bestemde tefilin aan de linkerarm, linkshandigen aan de rechterarm.